Gisterenavond, tijdens de ouderavond heb ik de inrichting van de opleiding in een notendop uitgelegd . Aan de hand van een overzicht van het curriculum wat in de ELO vormgegeven was met tegels en kleuren nam ik het gezelschap mee. Blauw; de integrale opdrachten, groen; de ondersteunende vakken, lichtblauw; de keuzeruimte en donkerroze; de loopbaanondersteuning en BPV .
Het belang van zo een bijdetijds gestructureerd overzicht voor onze studenten wordt vaak onderkend. Studenten zijn steeds meer visueel dan auditief ingesteld. Zij moeten het met name van “zien en doen” hebben.
Werk met korte praktische opdrachten waarbij je het nut voor de latere toekomst uitlegt. De dooddoener :”Als je eenmaal gaat werken dan merk je wel dat dit erg van belang is” gaat niet op. Ga met enige regelmaat in op een toekomstig ,voor de student te verwachten, beroepsprofiel.
Naast structuur is uitdaging essentieel. De wereld rondom onze studenten zit vol prikkels. Van social media tot bijbaantjes en prille relaties. Hormonen vliegen rond.
Als je als docent aankomt met een voordracht uit een boekje wat stijf staat aan uitspraken over kerntaken en werkprocessen leg het in de dagelijkse praktijk vaak af.
Naar mijn mening worden eerder “speelse” doe-opdrachten met een hoog ICT gehalte door de hedendaagse jeugd meer gewaardeerd.
Een open deur? Waarom maken we er in het onderwijs dan nog zo weinig gebruik van?